Het is een warme nazomerdag in september. Ik leg mijn fiets in het hoge gras en zet mijn helm af. Langs de waterkant is er niemand te bekennen. Er is niets. Een oneindige leegte die gevuld is met de stilte van de schijnende zon. Ik laat me neervallen in het hoge gras en ik luister.

Wederom valt me op hoe stil het hier is. Ik staar naar de blauwe lucht. Zelfs daar is niets. Geen smetje, geen wolkje, geen vogel. Geen vliegtuig die de rust verstoord. Ook de bladeren aan de bomen bewegen niet. De wind waait niet. Heel even lijkt de hele wereld stil te staan.

Ik sluit mijn ogen en ik verdwijn. Naar een plek ver hier vandaan. Waar alles stil is. Voor dagen, misschien wel jaren. Een plek waar er niets beweegt. Waar er niets is. Een plek waar geluid en stres niet bestaat. Er is enkel een oneindige stilte.

Opeens wordt de stilte doorbroken. Een luid geknars. Het lijken twee banden die over het zandpad rollen. Ik open mijn ogen en hoor twee wielen achter mijn hoofd heen razen. Ik besef dat ik niet voor eeuwig in deze stilte kan blijven liggen. Ik pak mijn helm en mijn fiets en maak mijn ronde af.

De stilte klinkt heerlijk, maar er gaat niets boven het geluid van zoemende banden.

Wouter