Langzaam zie ik de grond dichterbij komen. Geen kans om mezelf op te vangen of zelfs maar mijn armen te strekken. Voordat ik het goed en wel in de gaten heb zweeft mijn wang al op enkele millimeters boven het zand. Wanneer mijn lichaam ongecontroleerd op de grond neerkomt vormt er zich een wolk van stoffig zand. Versuft lig ik daar met een waas voor mijn ogen. Mijn bril, fietscomputer en telefoon liggen als verdwaalde bewijsstukken om mij heen. Even klinkt er een doodse stilte, een paar tellen.

Wanneer ik opkijk zie ik een hoop boze gebaren. Een man gehuld in hardloopkledij maakt zich kenbaar richting de twee fietssters waarmee ik vandaag op pad ben. Kreten vliegen over en weer. De stilte wordt doorbroken door een waterval aan scheldwoorden. Met mijn verdwaasde hoofd probeer ik de situatie te begrijpen. Ik zie de hardloper nog altijd druk gebaren maken, naast hem staat een vrouw met een ouderwetse omafiets aan d’r hand. Haar blik valt op mij, ze kijkt bezorgd.

Ineens komt het besef dat ik nog steeds op de grond lig. Vragen schieten door mijn hoofd.

“Waarom lig ik hier?”
“Waarom liggen al mijn spullen om mij heen?”
“Ben ik zojuist gevallen?”
“Waarom is die hardloper zo boos?”

De confrontatie

Een deel van mijn vragen wordt al snel beantwoord. Kort nadat ik weer volledig bij zinnen ben gekomen krijg ik delen van de verhitte discussie mee. De discussie gaat van kwaad tot erger. “Waarom duw je hem zo maar van zijn fiets af?!”. “Hij reed toch zeker mij aan?!“, weerlegd de hardloper al snel. Wanneer ik me ook nog eens in de discussie meng wordt het de hardloper al snel te heet onder de voeten. Hij kiest eieren voor zijn geld en snelt weg. De vrouw met omafiets kijkt ons nog maar eens ongemakkelijk aan om vervolgens al zwijgend achter de hardloper aan te gaan.

Wanneer de rust is wedergekeerd raap ik mijn spullen op. Gelukkig geen krassen op mijn bril en mijn telefoon heeft het ook overleeft. Ik trek mijn fiets uit het zand en ontdoe de schakelhendels van het stof. Geen verdere schade te zien, gelukkig. Hoewel ik eerst vrij kalm was komt langzaam het besef wat er gebeurd is. In mijn hoofd speel ik de hele gebeurtenis nog eens rustig af.

Het was een grijze dag in Maart, af en toe kwam de zon tevoorschijn. Met z’n drieën reden we een lange tocht door Noord-Brabant. Een tocht op de racefiets, grotendeels over asfalt maar ook over de mooie en rustigste paadjes die deze fantastische provincie te bieden heeft. Soms zijn deze paadjes verhard maar soms bestaan ze ook uit fijn grind. Je weet wel, dat mooie soort dat zo fijn knispert onder je banden. Na een honderdtal kilometer te hebben gereden komen we aan bij een breed zandpad, ik zie dat er naast dit zandpad een smal maar goed begaanbaar fietspaadje loopt. Aangezien we op onze racefietsen waren koos ik er voor om op het beter begaanbare paadje te gaan rijden, racefietsbanden en zand zijn nou eenmaal niet zo’n goede combinatie kan ik je uit ervaring vertellen.

Het paadje dwarrelt heerlijk tussen de bomen door. Rustig fiets ik het paadje af totdat ik het einde in zicht krijg. Het paadje komt uit op datzelfde brede zandpad van eerder. Kort daarna is er een kruising. In de tegenovergestelde richting zie ik een hardloper aan komen lopen, naast hem rijdt er een dame op de fiets. Hij loopt aan de rechterkant van de weg, het paadje waar ik op fiets begeeft zich aan de linkerkant van de weg.

Ik werp nog even een korte blik op mijn fietscomputer om te kijken welke richting ik op de kruising aan moet houden. Wanneer ik mijn blik weer op de weg richt zie ik ineens een schim vlak voor mij verschijnen. In een snelle reactie maak ik een uitwijkmanoeuvre naar rechts, de berm in die het paadje van het bredere zandpad scheidt. Mijn stuur, handen en schouders weten de schim op een haar na te missen. Maar net toen ik opgelucht adem wil halen omdat ik een valpartij had ontweken voelde ik ineens een duw.

Het was een ferme, harde en oprecht gemeende duw tegen mijn linkerschouder. Het was bijna alsof ik de frustratie door zijn handen mijn schouder in gedrukt voelde worden. Hoewel ik mijzelf zou omschrijven als een capabele en stuurvaste fietser kon ik tegen zo’n duw niets inbrengen. De duw kwam zo onverwacht dat ik aan mezelf twijfelde. Was ik niet aan het opletten, had ik nog verder moeten uitwijken? Maar als snel werd mij duidelijk dat het een bewuste actie was.

In dit specifieke geval kon ik mezelf niets verwijten. Ik fietste waar er van mij werd verwacht te fietsen. Ik reed niet eens snel en was al aan het afremmen voor de kruising. Er was geen enkele reden om mij hier van mijn fiets af te duwen. En toch had ik ergens wel begrip voor de actie van de beste man. Het voelde niet als een actie tegen mij, maar als een actie tegen wielrenners in het algemeen.

De hele weg

Voordat ik verder ga met mijn verhaal wil ik eerst even een flinke hand in eigen boezem steken. Ik begeef me al een aantal jaren op de fietspaden en heb mij heus niet altijd even netjes gedragen. Rode lichten negeer ik – wanneer dat kan – bij de vleet, ik gebruik rijbanen als fietspad en ik fiets soms op paden waar je niet mag fietsen. Het ergste van alles is dat ik nog altijd zonder bel op mijn racefiets rijdt.

Zie hier het bewijs, ik ben een kutwielrenner.

Zie hier het bewijs, ik ben een kutwielrenner. Ja, zo’n persoon met een veel te strak pakje aan die denkt dat-ie hard kan fietsen. Zo’n eentje die denkt dat de hele weg van hem is en die zich nooit aan de verkeersregels houdt. Jup, that’s me!

Je zou denken, reden genoeg om al die kutwielrenners van hun veel te dure fietsjes te duwen. En ja, inderdaad, die kutwielrenners kunnen soms knap vervelend zijn. Maar gelukkig zijn wij niet de enige bevolkingsgroep die over deze eigenschap beschikt.

Mijn weken op de fiets bestaan doorgaans uit meerdere ritten. Op de mountainbike door het bos, op de racefiets over de weg of op mijn gravelbike over de lokale paden. Het komt zelden voor dat er een week voorbijgaat zonder dat ik bij een incident betrokken ben, veelal met wandelaars of medeweggebruikers zoals automobilisten of fietsers. Van kleine incidentjes tot het onverwachts van je fiets geduwd worden.

De voorbeelden

Nu dat we dit uit de weg hebben kunnen we het eens hebben over de oorzaak waarom ik zo vaak betrokken ben bij incidenten. Logischerwijs is er één constante factor in dit hele verhaal en dat ben ik, de kutwielrenner. Toch wil ik even een kleine nuance plaatsen aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden.

Gisteren bijvoorbeeld, ik was mij weer eens als een ontzettende kutwielrenner aan het gedragen in het bos. Ik fietste namelijk op een pad waar ik niet mocht fietsen, we hebben hier in het bos tenslotte een fantastische mooie mountainbike route. Maar toch koos ik er voor om van de route af te gaan, voor ‘trainingsdoeleinden’, dat wel natuurlijk.

Aangezien ik mij op dat moment niet aan de regels hield probeerde ik daarom net even wat vriendelijker te doen tegen de wandelaars die ik tegenkom, ik sta nota bene al 1-0 achter. Dus terwijl ik rustig de klim omhoog fietste ging ik netjes aan de kant voor de twee wandelaars die mij – met loslopende honden – tegemoet komen wandelen. Hoewel je daar toch echt je hond aangelijnd moest hebben zei ik netjes gedag en de mensen liepen rustig door, niets aan de hand.

Niet gek veel later ben ik weer aanbeland op de mountainbike route waar ik netjes een vergunning voor heb gekocht om er te mogen fietsen. De route is onlangs op de schop genomen en heeft nu een aantal mooie singletracks. Een voordeel van die smalle kronkelpaadjes is dat je niet langer meer met je fiets op de brede paden komt waar er ook mensen aan wandelen zijn. Hoewel het zeer spectaculair voelt is de snelheid op de singletracks een stuk lager dan wanneer je op een breed pad rechtdoor gaat.

Vaak genoeg zie ik mensen rare sprongen maken als schrikreactie.

Terwijl ik mezelf de bochtjes door wurm zie ik in de verte een aantal wandelaars. Omdat de singletrack uitkomt dichtbij waar zij op dat moment wandelen waarschuw ik snel even dat ik er aan kom. Vaak genoeg zie ik mensen rare sprongen maken als schrikreactie. Al snel krijg ik een hoop scheldwoorden naar mijn hoofd geslingerd die ik hier maar even niet zal herhalen. Het kwam erop neer dat het belachelijk was en hoe ik het wel niet in mijn hoofd haalde om zo hard te fietsen daar terwijl er mensen rustig aan het wandelen waren.

Een paar weken eerder kwam ik een aantal fietsers tegen die zo nodig de gehele breedte van het fietspad moesten benutten. Ik had de gang er lekker in en wilde de fietsers passeren. Natuurlijk had ik – zoals het een trouwe kutwielrenner betaamt – géén bel op mijn fiets. Dus ik besluit wat af te remmen en roep rustig “Pardon!” om de mensen te attenderen dat er iemand wil passeren. Zoals wel vaker schrikken de fietsers zich een hoedje, slingeren ze elkaar bijna van de fiets af en veroorzaken ze daardoor bijna een massale valpartij.

Enfin, de mensen waren netjes aan de kant gegaan. Terwijl ik de mensen bedank voor het feit dat ze de linker rijhelft van het fietspad voor mij vrij hebben gemaakt krijg ik natuurlijkerwijs weer een bak ellende over mij heen. “Heb je geen bel op je fiets?!”. Nee mevrouw ik ben een kutwielrenner, die hebben geen bel. Maar ik riep nog wel netjes pardon én zei bedankt, vind U dat niet een veel fijnere manier? Terwijl de Mevrouw al tierend weer haar plaats in nam op de linkerkant van het al vrij smalle fietspad reed ik lachend verder. Stel je voor dat je op de snelweg ieder keer dat je wilt inhalen gaat toeteren in plaats van de richtingaanwijzer gebruiken.

Dit zijn natuurlijk slechts twee voorbeelden, maar zo zijn er talloze voorbeelden van incidentjes die op wekelijkse basis voorkomen. Om antwoord te geven op de vraag die ik eerder stelde. Wat is de constante factor in dit verhaal? Nou, voor mij is het antwoord op die vraag dat de constante factor in dit verhaal het feit is dat mensen geen rekening meer met elkaar houden.

De constante factor

Beginnend bij mezelf zou ik méér rekening kunnen houden met andere mensen. Nog wat meer vaart minderen bij kruispunten, wat minder vaak hard door dorpskernen heen fietsen en oplettender rijden. Bovenal zou ik best wel eens wat geduldiger kunnen zijn op de fiets.

Wellicht dat wandelaars en medeweggebruikers zichzelf dan ook eens eerlijk in de spiegel kunnen aankijken. Het is wel erg gemakkelijk om maar altijd met je vingertje naar de kutwielrenner te wijzen. Ja inderdaad, we kunnen soms bloedirritant zijn. En we gedragen ons niet allemaal even netjes. Maar dat geldt niet alleen voor wielrenners.

Je kan schrikken van wielrenners die in je kielzog “Pardon!” roepen. Maar je had ook netjes achter elkaar kunnen gaan fietsen en je ervan bewust kunnen zijn dat je deelnemer aan het verkeer bent. Je kan wel zeuren dat die vervelende mountainbiker zo hard de bocht om komt scheuren op de mountainbike route, maar je had ook even op kunnen letten. Dan had je aan de bandensporen en bordjes gezien dat je op dat moment op een mountainbikeroute aan het wandelen was.

Ik wil best overwegen om een bel op mijn fiets te zetten als jullie dat fijner vinden. Zouden jullie dan ook je best willen doen om het voor ons kutwielrenners leuk te houden?

Groetjes,

Wouter, een kutwielrenner