Bestaat er een gevoel dat je alleen op de wereld bent? Ik dacht het te vinden door weg te gaan uit de beschaving, verder weg dan ik ooit ben geweest. Het gehaaste leven in Nederland zuigt mij leeg, in Nieuw-Zeeland kijk ik niet op de klok. Ik leef met het licht van de zon.

Het is nog vroeg als Marlijn mij afzet op de campingplaats in het ‘spookstadje’ Lyell. Van de spookstad is nog maar weinig te zien, deze is jaren geleden verdwenen bij een brand. Het zijn veelal auto’s die er staan te wachten totdat hun eigenaar terugkeert uit het woud.

Voor mij zit een terugkeer naar Lyell er niet in, ik zal de oversteek maken naar Karamea en via de Heaphy track naar Collingwood fietsen. Op elk forum dat ik lees wordt het afgeraden om de Old Ghost Road in één dag te fietsen. Volgens mijn berekeningen moest ik de 85 kilometer makkelijk redden in 11 uur daglicht. Vanuit Lyell was het een kleine 145 kilometer maar Karamea, waar het laatste stuk over asfalt ging.

Karamea is de enige plaats aan de westkust waar ik voedsel en onderdak kan vinden, buiten de hutten op de Old Ghost Road om. Het was dus van belang dat ik het in 1 dag zou redden, want ik had niet de spullen om ergens in een hut te overnachten, tevens had ik ook niet gereserveerd. Het enige dat ik mee nam was een rugtas met wat eten en kleding.

“Als je na 48 uur niets van me hebt gehoord dan mag je je pas zorgen gaan maken”

Ik bind de tas op mijn rug en check nog een laatste keer of ik echt alles mee heb. Marlijn zal mij over 3 dagen in Collingwood weer treffen. In de tussentijd zal GSM bereik schaars zijn. “Als je na 48 uur niets van me hebt gehoord dan mag je je pas zorgen gaan maken”, probeer ik mijn zus tevergeefs gerust te stellen. Nog een laatste knuffel voordat ik vertrek, het zal het weinige menselijke contact zijn dat ik zal hebben de komende paar dagen.

Direct vanuit het vertrek schiet het smalle pad direct de bergen in. Al na 5 minuten heb ik het gevoel dat ik midden in de wildernis zit. Een lange klim staat me te wachten. Na ruim een uur klimmen neem ik een korte pauze om van het uitzicht te genieten. In een uur heb ik nog geen 11 kilometer afgelegd en was ik al 800 hoogtemeters rijker.

Terwijl ik mijn weg vervolg denk ik aan de mijnwerkers die jaren geleden het pad met hun rauwe handen gevormd hebben. 85 kilometer uit de rotsen gehakt. Als je goed om je heen kijkt herken je in de hoopjes schroot die links en rechts langs het pad liggen oude mijnbouwapparatuur.

Al uren ben ik niemand tegen gekomen. Na 2,5 uur klimmen denk ik op de top te zijn. Mijn benen zijn moe en dat na pas 20 kilometer. Ik begin te rekenen, ook al zou ik dat niet moeten doen, het gaat krap worden met het daglicht. Langzaam begin ik te begrijpen waarom het wordt afgereden om dit in één dag te willen doen.

Wanneer je boven de grens van 1600 meter hoogte komt verdwijnt het oerwoud en maakt het plaats voor rotspartijen, de zogenoemde ‘Alpine-section’. Het vormt een weerzinwekkend gezicht, de scherpe toppen die door de wolken prikken.

Ik voel me klein, zo ontzettend klein. Op de top staat een bordje; ‘heavens door’. Twee hoge toppen vormen er een doorgang naar de andere zijde van de berg. Ik raap de mooist gekleurde stenen bij elkaar en bouw een torentje. Dit is precies de ervaring en het gevoel waarvoor ik hier naar toe ben gekomen. Ik had verwacht dat ik mij alleen zou voelen, alleen op die berg, alleen op de top. Maar juist op deze plek besef ik dat je nooit alleen bent. Ik besef, eens te meer, dat ik moet genieten van deze reis. Ik sluit de deur naar de hemel en vervolg mijn reis naar het afgelegen Karamea.