Langs de weg zie ik mensen fietsen. Ze fietsen daar gewoon, alsof het nooit anders geweest is. Ze genieten van de ochtendzon en de uitgestrekte weides. Dan denk ik aan de oneerlijkheid. Zij mogen fietsen, jij niet meer. Nog steeds kan ik het niet geloven. De gedachte dat ik je nooit meer zal zien fietsen is onwerkelijk. Wat was de…