Mijn hand streelde door een tapijt van schapenwol. Het lag over de bank van zijn busje. Een bus die heel wat uithoeken van Europa had gezien, zo vertelde hij terwijl hij een teug van zijn kruidig ruikende sigaret nam. De schapenwol was afkomstig van zijn eigen schaap, ging hij verder, het lag al jaren over de bank in zijn busje en dat was te zien.

Het was ergens aan het einde van de zomer toen ik besloot op mijn fiets naar Frankrijk te rijden. Op zoek naar een oude vriend die er versmacht was geraakt aan de mediterraanse levensstijl. Op zoek naar het ultieme avontuur, op zoek naar mezelf en misschien wel meer. Niet wetende waar ik terecht zou komen, wat en wie ik zou zien. Niet wetende wat ik eigenlijk ging doen.

Ik word wakker van een druppel die van het tentdoek naar beneden glijdt en precies tussen mijn ogen besluit te landen. Met mijn hand begin ik te zoeken naar mijn telefoon. Onderweg vind ik een plas water die zich verzameld heeft op de vloer van mijn tent, net naast de plas water vind ik mijn telefoon half nat.
Het is al een uur of 10. Het grijze licht breekt mijn ogen open en ik besluit op te staan. Met een stel pijnlijke benen loop ik richting het toiletgebouw om mezelf op te frissen. Aan de ondergrond te zien had het de hele nacht door geregend, ik had er niets van gemerkt. Ik was zo moe dat ik niet eens in staat was geweest mijn tent volledig dicht te ritsen.

Ik dacht dat het wel ging, om een dag voordat ik vertrok de Marathon van Houffalize te rijden. Op de eerste ochtend kreeg ik er als spijt van.
Na een ontbijt van 3 kleffe boterhammen met droge pindakaas begin ik mijn spullen te pakken. Langzaam kom ik tot de ontdekking dat de tent die ik mee genomen heb niet waterdicht is. Een deel van mijn spullen was nat geworden en het zag er niet naar uit dat ik ze vandaag nog droog zou kunnen krijgen. Ik baal er van, maar het was nou eenmaal niet anders. De gedachte dat ik vandaag richting het zuiden zou gaan rijden hielp mij positief te blijven.

Ik bind de laatste tassen aan de fietskar vast en probeer richting de receptie van de camping te fietsen om uit te checken. Ik voel me net een jong veulen dat voor het eerst moet leren lopen. De fietskar zwengelt van links naar rechts en ik kan amper overeind blijven.

Het meisje achter de balie kijkt wat raar als ze de vol beladen kar met fiets voor de receptie ziet staan. ‘Waar gaat de reis heen?’, vraagt ze geïnteresseerd. ‘Noord-oost Frankrijk, op zoek naar een vriend’, antwoord ik. ‘Jij hebt veel voor je vrienden over.’ Ik haal mijn schouders op, kijk wat nonchalant en leg wat geld op de toonbank neer, ‘Ik doe het voor het plezier.’ Ze pakt het briefje van de toonbank en wisselt het om, ‘Oh het is wel goed zo, dit is voor de goede service’, knipoog ik naar d’r. Terwijl ik naar buiten stap hoor ik haar nog net roepen, ‘Succes dan maar!’
Ik pak mijn fiets die buiten bij de receptie braaf tegen de muur geparkeerd stond te wachten. Al wankelend rijdt ik langzaam van het campingterrein af en bedwing ik de eerste kilometers van mijn tocht.

Al snel wordt het me duidelijk dat ik mijn planning iets aan zou moeten gaan passen. Ik had gerekend met een kilometer of 150 per dag, maar in het heuvelachtige Wallonië was het lastig fietsen. In het eerste uur legde ik slechts 20 kilometer af. Misschien had ik het wat onderschat, dat fietsen met zo’n kar. Elke heuvel die aan de horizon verscheen leek de grootste Alpencol te zijn. Het trappen was zwaar en soms kreeg ik de pedalen nog maar amper rond.

Ik nader Bastenaken, of Bastogne zoals de Walen het graag hebben, bekend van de voorjaarsklassieker Luik – Bastenaken – Luik. De route die ik gemaakt heb stuurt me dwars door het grijze centrum van de Belgische stad. Ik wordt door mijn navigatie richting een breed fietspad gestuurd dat vanuit Bastenaken de grens naar Luxemburg over gaat.

Al snel laat ik de grijze muren van Bastenaken achter me en vind ik tussen de groene toppen een heerlijk fiets-ritme. De weg die langzaam opdroogt neemt me mee door de prachtigste tunnels en langs de mooiste vergezichten. Al heel snel verdween de pijn in de benen en maakte deze plaats voor een brede glimlach.
Aan het einde van een lange fietstunnel zie ik zonlicht verschijnen. Het leek wel alsof de grensovergang naar Luxemburg me in een totaal andere wereld had gebracht. De zon scheen er als nooit tevoren, de huizen waren kleurig en de mensen lachten er. En, ook niet geheel onbelangrijk, de Luxemburgers hadden de moeite genomen mooie wegen aan te leggen. Kort gezegd, ik was een gelukkig man.

Een uur of wat later dwaal ik door de heuvelachtige binnenlanden van Luxemburg. De zon staat op het punt om zijn laatste stralen voor vandaag neer te laten op de aarde, ik moest ergens een camping zien te vinden. Hoe langer ik fietste, hoe leger de omgeving leek te worden. Mijn benen waren moe, de heuvels te lang en de dag leek te kort. Op elk kruispunt dat ik onderweg tegen kwam hoopte ik een bordje van een camping of hotel tegen te komen, maar helaas, niets

Wouter