Bij elke beweging schiet er een pijnscheut vanuit mijn knie door mijn been. Elke omwenteling wordt de pijn heviger. Negentig keer per minuut probeer ik het te verbijten. Mijn kont schuif ik over het zadel, maar de pijn die blijft.
‘Misschien gaat het wel over met een paar dagen rust…’ dacht ik die avond nog. Langzaam trok het bonkende gevoel in het gewricht weg. Fietsen leek weer mogelijk. Maar toen opnieuw, pats, daar was hij weer.
Rusten, was het advies. Rusten, rusten, rusten. Ik wilde verdomme niet rusten. Ik wilde binnenstebuiten gekeerd op mijn fiets zitten. Ik wilde mijn benen voelen branden. Ik wilde het zuur kunnen proeven. Ik wilde bloed spugen en zwart zien.
Twee weken al amper gefietst. Alles jeukt. ‘s Nachts droom ik over waaiers. Overdag kijk ik snikkend naar langsrijdende fietsers die van de schrale voorjaarszon genieten.
Pas wanneer het er niet meer is, weet je wat je mist.
Wouter