De laatste tijd kriebelt er wat in mijn buik. Elke dag kriebelt het weer een beetje meer. Het is een verlangen. Soms begint mijn hart ook spontaan sneller te kloppen, ik kan het ook niet helpen. Ik voel het bonzen in mijn keel. Het bonst ritmisch mee met de Italiaanse klanken die door mijn gedachten zingen.

Over een week wordt ik weer opgeslokt door haar Italiaanse schoonheid. Ze steelt mijn bonzende hart en zal deze drie weken lang met haar mee dragen. We gaan samen op reis. Door Nederland, langs Arnhem, over Nijmegen. Daarna rijden we naar Italië, waar we urenlang zullen turen over de bergtoppen.

Ze laat me alle mooie plaatsjes in Italië zien. De pittoreske dorpjes. Ze laat me proeven van de verrukkelijke pasta die haar moeder voor ons maakt. Ze laat me zien hoe ruw Italië kan zijn, ruwe schoonheid.

‘s Avonds drinken we de beste Toscaanse wijn die er in het dorpje te vinden is en wandelen we samen de Passo Giau op. We laten de wijn zijn werk doen en dommelen langzaam in. Dan valt me op hoe sierlijk, opwindend en ontembaar ze is. Verslavend zelfs.

Ze draagt roze en ze heet Giro. Giro d’Italia.

Wouter