“We wielrennen zodat we zondag’s niet over de woonboulevard hoeven te slenteren. Je hebt van die mensen die het hele weekend op de bank liggen en dan nog voldaan gevoel hebben ook nog, dat snap ik echt niet.”

Ik vraag me wel eens af wat de reden is waarom sommige jongens met doodsverachting door het peloton heen slingeren. Ze drukken zich in gaatjes alsof hun leven er van af hangt. Alsof zij vandaag de koers gaan winnen. Vaak zijn dat ook de jongens die na 50 kilometer, bij de eerste meters op de kant, eraf wapperen als een vaatdoekje.

Wielrennen is de meest ondankbare sport. Van de 160 renners aan de start weten er 159 dat ze vandaag niet gaan winnen. We leven in de hoop dat we één keer in ons leven een goede dag hebben en mee mogen strijden om die overwinning.

Als je een keer je dag niet hebt wordt je er ondankbaar afgereden. Als voetballer verlies je eens een wedstrijd, maar je mag tenminste 90 minuten op dat veld staan. Als schaatser rijd je misschien de sloomste tijd, maar je mag wel je wedstrijd afmaken. Als wielrenner wordt je keihard naar huis gestuurd, sorry jongen je was niet goed genoeg, probeer het volgende week nog maar eens.

We trainen ons een slag in de rondte. Een winter lang in de kou en nattigheid, kilometers maken. We doen er alles aan om zo goed mogelijk aan dat wielerseizoen te beginnen. Maar soms zit je gewoon niet op de goede plek, of valt alles letterlijk in duigen. Dan kun je nog zo goed getraind zijn, maar dan maakt het allemaal niet meer uit.

Maar waarom rijden er dan toch elk weekend 160 man in dat peloton? Ohja, zodat we zondag niet over de woonboulevard hoeven te slenteren. Om na een koers van 170 kilometer onder een koude douche te gaan staan en anekdotes aanhoren. Om ‘s maandags op het werk aan te komen en een verhaal te kunnen vertellen.

Wouter

📸Joris Knapen / Clubcompetitie