Het is een uur of 6. In de morgen. Een frisse voorjaarswind waait door mijn slaapkamerraam. Overal om me heen hoor ik vogels fluiten, ze maken me wakker. Ik probeer mijn ogen te sluiten en draai me nog eens om. Plots is daar die gedachte aan haar. Slapen lukt niet meer. Ik voel een drang om uit bed te stappen.

Ik dacht aan haar, die sterke vrouw. Door onze aderen stroomt hetzelfde bloed, we zijn gemaakt van hetzelfde vlees. We delen genen en een passie. Een passie voor onze sport. Een passie zo groot dat alles er voor moet wijken, elke seconde van de dag staat in het teken van presteren.

Elke ochtend weer hijst ze zich in het badpak. Uren lang in het zwembad, ontelbare keren op en neer. Iedere ochtend hetzelfde water, in hetzelfde bad met dezelfde tegels die op dezelfde autistische wijze neer zijn gelegd op de bodem van dat bad. Iedere slag is door jaren van training sterker en beter geworden. Honderden, duizenden slagen op een ochtend. Weken, maanden, jaren lang.

Als een vis beweegt ze door het water, soepel en snel. Bijna geruisloos, als een haai op jacht naar zijn prooi. Ze gooit haar armen nog wat verder voor haar uit. De verzuring in de schouders voelt ze niet. Ze vliegt, als een vlinder. Ze vliegt, sneller dan ze ooit deed.

Vanochtend dacht ik aan haar. 27 jaar en gemotiveerder dan ooit. 27 jaar, in de kracht van haar leven. Altijd die ijzeren discipline, de drang om beter dan haarzelf te worden. Ik was trots en zal dat altijd blijven. Ze inspireert me om elke keer weer het beste uit mezelf te halen. Ze inspireerde me ook deze ochtend weer, als zij het elke dag kan opbrengen dan lukt het mij ook wel deze ene keer.

Wouter