De winters in Nederland, ze zijn guur, koud en lang. De natte en vuile wegen lijken eindeloos. Eindeloos lang, eeuwig rechtuit. Geen mooie uitzichten, enkel een troosteloze witte mistbank die je vergezeld.

De banden die over het natte asfalt rollen sproeien vuil en water in mijn gezicht. Tussen de stroompjes water door probeer ik het juiste wiel te vinden. Ik zie niets anders dan korrels zand en druppels water, maar soms is meer ook niet nodig. Soms is slechts een gevoel genoeg.

We draaiden, misschien al wel een uur of twee. Elke keer weer dezelfde beweging van langs elkaar rijdende renners, bijna hypnotiserend. Elke keer weer op zoek naar het juiste achterwiel, zo dicht mogelijk erop. Langzaam word het stiller in de groep.

De waaier loopt als een vers geoliede ketting. Niets vind ik prettiger dan een soepel lopende waaier. De weg draait van links naar rechts, wij draaien net zo soepel mee. Ik herken het kruispunt en weet dat de training er bijna op zit voor vandaag.

De waaier komt langzaam tot stilstand en het tempo zakt. Ik dacht dat er nooit een einde aan kwam, verteld degene naast me. Maar voordat ik tijd had om te antwoorden hoor ik van achter uit de groep een luide stem roepen dat de training nog niet voorbij is. De ploegleider besloot nog een ommetje te maken.

Wouter