Elke ochtend worden ze duidelijker zichtbaar. Liggend op mijn alsmaar zuurder wordende bovenbenen. Lijntjes, gebrand door de Spaanse winterzon. Het contrast tussen wit en gebroken wit wordt elke dag een beetje groter.

Ze waren wit, spierwit. Ik keek door de huid van mijn benen heen. Geen schrijntje van een bruine gloed te herkennen. Geen glimmende benen als gestel maar enkel een paar melkflessen.

Een winter lang waren ze verstopt onder een dikke laag kleding. Maandenlang werden ze overschaduwd door een donkere wintervacht. Maar nu, nu zijn ze vrij. Vrij om de schaarse Uv-straling op te vangen.

Lijntjes. Op mijn armen, op mijn benen. Lijntjes van mijn helm, lijntjes van mijn broekje. Lijntjes, overal lijntjes. Lijntjes, ze zijn er weer. Ergens, vaagjes, maar nog lang niet scherp genoeg.

Wouter