In de verte zie ik drie lampjes. Ze rijden weg van de rest. Het gat wordt langzaam groter. De lampjes verduisteren in een donker bos. Ik moet er naar toe, voordat het te laat is.

Heel even had ik het idee dat ik in de neutralisatie van de Ster van Zwolle was beland. Via stoepjes en graskanten probeer ik mij een weg naar voren te banen. Een brede weg met een gespannen massa renners blokkeert mijn zicht. Ik probeer met schouderduwtjes een doorgang te creëeren, maar iedereen denkt dan nog vandaag te kunnen winnen.

Nog geen seconde later gaat het al mis, iedereen die dacht vandaag te kunnen winnen ligt nu met zijn gezicht in de modder

In 50e positie duik ik het bos in. Nog geen seconde later gaat het al mis, iedereen die dacht vandaag te kunnen winnen ligt nu met zijn gezicht in de modder. Ik kan nog net een fatbiker ontwijken en weet ternauwernood rechtop te blijven. Ik loop langs de valpartij en vervolg mijn weg naar voren.

In een lang sliert rijdt de groep over de ideale lijn. Ik probeer er links, rechts, onder en boven langs te komen. Het is moeilijk navigeren in het donker. De renners zwalken door de modder, langzaam maar zeker kom ik meer naar voren.

De koplopers, Gerben Mos, Ramses Bekkenk, Bas Peters en Arjan Hofman, draaien linksaf. Inmiddels ben ik opgeschoven naar de top-20. Ik zie al gaatjes ontstaan. Ik moet zo snel mogelijk naar voren. Op het korte stuk asfalt rij ik het gat naar de achtervolgende groep dicht. Net voor een zware strook sluit ik aan.

Vluchtig kijk ik om me heen. Achter een donkere blik herken ik het gezicht van Onno Reijnhout. De kopgroep van 4 rijdt enkele meters voor mij uit. Net als ik het laatste gat wil dichten zie ik Onno een zwieper naar rechts maken. De koplopers rijden rechtdoor. Wie moest ik volgen? In een fractie van een seconde besluit ik het wiel van Onno te volgen, hij kende tenslotte elke zandkorrel in dit gebied. Als ik even later de linten boven het pad zie hangen ben ik gerust gesteld dat we op de goede route zitten en dat ik dus de goede keuze had gemaakt.

Een bosje scheidt de koplopers en mij. Door de bomen zie ik de vier lampen schijnen. In de veronderstelling dat zij om zouden draaien om weer terug op de route te komen ga ik er van uit dat wij de kop van de koers zijn. Eindelijk, na 10 kilometer rijdt ik dan eindelijk op de plek waar ik moet zitten, wel met een beetje geluk maar dat hoort er nu eenmaal bij.

Langzaam klontert er een groepje samen. Henk Bos, Adriaan Botma en even later ook Berden de Vries en Brian Kamstra maken aansluiting met de groep. Zo zijn we met 6 renners.

De eerste kilometers hebben mij veel krachten gekost, er wordt ontzettend hard gereden. Terwijl ik achter in de groep mijn krachten probeer te sparen kijk ik eens achter om. Niemand te zien. Ik vraag me af waar Gerben, Ramses en Bas zijn gebleven.

Al snel krijg ik antwoord op mijn vraag. Iemand langs de kant schreeuwt ons toe: “anderhalve minuut”. Hoewel ik nog steeds niet wist wie er precies voor ons uit reed, wist ik in ieder geval wel dat ik niet in de eerste groep zat. Enerzijds was ik teleurgesteld dat ik er niet bij zat, anderzijds waren we pas net onderweg en kon er nog van alles gebeuren. Eigenlijk begon het nu pas.

Kilometers Drenthe vliegen onopgemerkt aan onze ogen voorbij. Langzaam wordt het licht en veranderen de donkere vergezichten in een heldere hemel.

Ik bevind mij in het hol van de leeuw. Als ik nu niet op pas wordt ik met huid en haar verslonden.

We rijden de mountainbike route bij Gieten op. Vanaf hier moet ik mijn koppie erbij houden. Voor al die noordelingen is dit bekend terrein en voor Onno al helemaal. Ik bevind mij in het hol van de leeuw. Als ik nu niet op pas wordt ik met huid en haar verslonden.

Onno neemt in zijn achtertuin de leiding over de groep en zorgt ervoor dat iedereen kilometers lang op zijn limiet moet rijden. Deze singletracks zou hij nog met zijn ogen dicht kunnen rijden, zo goed kent hij ze. Ik hang aan het elastiek maar weiger om af te geven. Een elastiek kan best ver rekken. Hoe harder je er aan trekt, des te harder het terug veert. De kunst is om niet te hard aan het elastiek te willen trekken, want dan knapt het.

We hebben ruim 60 kilometer afgelegd. Nog geen moment is er gas terug genomen, het is vanaf de start constant volle bak koers geweest. Langzaam beginnen mijn benen meer en meer zeer te doen. Telkens dreigt het elastiek te knappen maar toch weet ik er op hangen en wurgen bij te blijven.

Met 75 kilometer op de teller doemt er een bak modder voor ons op. Henk en Adriaan rijden voorop, ik volg met de rest in mijn wiel. De route draait met een bocht naar rechts. Adriaan en Henk kiezen de binnenbocht en ik probeer met meer snelheid de buitenbocht door te komen. Maar die snelheid verdwijnt al snel als ik tot de assen in een modderpoel zak. In mijn ooghoek zie ik dat Adriaan en Henk probleemloos de bocht door komen, ook flitst Brian mij voorbij. Hij weet nog net aansluiting te maken met de twee. Ik volg op enkele seconden, Berden en Onno hadden het ook moeilijk.

Met alle macht in mijn lijf probeer ik het gat te dichten maar ik kom geen meter dichter. Hoe graag ik het ook wil, mijn benen gaan gewoon niet harder. Na een aantal kilometers achtervolgen besluit ik mijn eigen tempo te gaan rijden. Ik hang als een chasse patate tussen de twee groepen in, maar dat geeft mij de kans om even bij te komen en eindelijk wat te eten.

Langzaam veranderd mijn gevoel. De singletracks maken plaats voor modderige klei, zuigende slootkanten en zompige weilanden. Hier kan ik mijn power kwijt, langzaam wist ik uit het hol van de leeuw te ontsnappen. Doordat ik nog een keer verkeerd rijd en moet wachten voor een spoorwegovergang weten Onno en Berden toch weer even terug te komen op mijn wiel.

Halverwege de koers vul ik mijn bidons en pak een banaan bij de verzorgingspost. Ik hoor Berden klagen hoe zwaar het wel niet is, Zijn stem slaakt machteloosheid, ik begon het net mooi te vinden. We vervolgen onze weg door het slijk. Al snel kom ik weer alleen te rijden.

Langzaam wordt mijn gat met Onno en Berden groter. Nog steeds had ik geen idee op welke plek ik reed. Met snel rekenen kwam ik ergens tussen plek 7 en 10 uit. Ik hield me er niet te veel mee bezig, er kon immers nog van alles gebeuren. De modder in drenthe maakt het uitzonderlijk zwaar, ik verwachtte dat er nog wel wat mensen terug zouden vallen.

Ik ben nu helemaal op mezelf aangewezen, er rijdt niemand voor mij en niemand achter mij. Ik zoek een comfortabel ritme dat ik nog een tijdje kan volhouden. Ruim 40 kilometer gaan voorbij. Na een aantal singletracks komt Rick van Breda uit de achtergrond opzetten.

Doordat ik relatief rustig tempo heb gereden kan ik hem een lange tijd volgen. Maar omdat ik bang ben om mezelf op te blazen laat ik hem rijden. Ik kies mijn eigen tempo en de kilometers tellen door. Het weer begint inmiddels ook om te slaan en nu wordt het echt heroïsch. De temperatuur daalt en de natte sneeuw slaat op het wegdek.

Op de lange en eenzame modderstroken kom ik langzaam weer war dichter bij Rick. Wanneer hij dan nog eens besluit een sanitaire stop te maken kom ik weer aansluiten. Met nog 25 kilometer te gaan rijden we gezamenlijk het Janpad op.

Het is de beloning voor 175 kilometer ploeteren. Het voelde als een laatste Alpencol voor de finish

Hier heb ik de hele dag op zitten wachten. Het beruchte Janpad. Dit is de poort naar de Hel. 4 kilometer aan bruine smurrie, vastklevend aan je fiets en schoenen. Heroïscher dan dit wordt het niet. Het is de beloning voor 175 kilometer ploeteren. Het voelde als een laatste Alpencol voor de finish. Nog even klimmen en dan heerlijk na de finish afdalen.

Als pasgeboren veulens bewegen we ons door de modder. Soms zak je ineens tien centimeter diep weg. We vechten voor elke centimeter. We maken allebei foutjes, maar blijven zij aan zij vechten. Na een paar minuten strijden weet ik een ritme te pakken. Een ritme van fietsen en bijpikkelen. Soms een stukje rennen. Ik durf niet om te kijken, maar ik had hem al een tijdje niet meer gezien.

Nog 1,3 km aan Janpad voor de wielen. Het droogt even wat op maar de laatste kilometer lijkt wel een zwembad van zompige klei. Ik probeer te fietsen maar halverwege verdwijnt mijn voorwiel zo diep in de modder dat ik hem er zelf niet meer uit krijg. Gelukkig grijpt een toeschouwer in en samen trekken we mijn fiets uit de drek. De laatste 400 meter sleur ik mijn fiets achter me aan en opgelucht haal ik adem na minuten lang vechten op het janpad. De mensen langs de kant moedigen me aan en informeren mij dat ik op de 6e positie lig, volgens mijn berekeningen kon dat niet. Er waren minimaal drie koplopers en drie achtervolgers, in het beste geval zou ik 7e worden. Voordat ik verder ga kijk ik nog even snel om, Rick is nergens meer te bekennen.

Even kon ik de benen wat rust geven op het fietspad, de laatste gelletjes gingen naar binnen en ik bereid me voor op de laatste kilometers. Plots zie ik aan de horizon een stipje verschijnen. Het leek op de witte kleding van Brian. Het is al snel gedaan met de rust, ik zet de achtervolging in.

Al snel passeer ik hem, hij zit er duidelijk doorheen. Ik maakt niet eens aanstalten om aan te sluiten en stapt zelfs opzij. Met nog 15 kilometer voor de boeg ben ik nog best fris en ik kan relatief gemoedelijk naar de finish rijden. Af en toe kijk ik nog even om, maar de leegte wordt alsmaar groter.

Na ruim 9 uur ploeteren bereik ik de finish in Roden. Verbaast kijk ik de speaker aan als hij mij verteld dat ik 5e ben geworden. De hele wedstrijd had ik het gevoel dat ik achter de feiten aan reed, maar met een 5e plaats in dit startveld ben ik echt tevreden.

Door alle indrukken vergeet ik heel even de pijn en de kou. Ik kan alleen maar denken aan de barre tocht, het gevecht op het Janpad, al die mensen die nu nog onderweg zijn en alle vrijwilligers die het minstens net zo koud als mij hadden. Vorig jaar vond ik hem eigenlijk niet zwaar genoeg voor een echte Drenthe 200, maar de editie van 2017 maakte alles goed.

Wouter

Foto: John Veenstra