In een tijd waarin hoeren, seks en doping meer bij de sport wielrennen lijken te horen dan hard trainen en opofferingen doen is het soms lastig om je geloof in de sport te blijven houden. Je gaat, buiten je eigen wil om, vraagtekens stellen bij prestaties die renners leveren. Je laat je meeslepen in een verhaal over pufjes, spuitjes en pilletjes. Alles ligt zo onder een loep dat het bijna niet meer kan gaan over de charme van de sport.

Er zijn duizenden, misschien wel miljoenen, jongetjes die dromen van een carrière als profwielrenner. Ze dromen van meegaan in een vroege vlucht, in een grote ronde. De hele godganse dag op kop sleuren en door de bergen rijden om vervolgens op de laatste beklimming van de dag de groep der favorieten voor proberen te blijven.

Zaterdag 12 Mei was precies zo’n dag waar je als kleine jongen bij weg kon dromen voor de televisie. Het is de 8e etappe van de Giro. Een kopgroep van zeven renners rijdt al vroeg in de etappe weg en pakt een mooie voorsprong. De laatste 17 kilometers van de etappe lopen steeds steiler omhoog. Om het allemaal nog wat heroïscher te maken gaan de hemelsluizen open en spoelt er een riviertje over het wegdek.

Het is Koen, natuurlijk is het Koen.

Terwijl de voorsprong van de kopgroep als sneeuw voor de zon verdwijnt en de hoop dat de vluchters het gaan halen met de meter minder wordt besluit er één renner om er op 4 kilometer van de finish van door te gaan. Het is Koen, natuurlijk is het Koen. Met een splijtende demarrage zoals alleen hij dat kan wist hij een gat te slaan.

Hij heeft 10 seconden, 15 seconden, 14 seconden. Hij bijt op zijn tanden, hier toonde hij precies waarom hij het zo ver heeft weten te schoppen, nooit opgeven en altijd maar doorgaan tot het gaatje. De meters lijken ontzettend traag onder hem door te rollen. De voorsprong zakt naar 13 seconden, hij probeert nog een tandje bij te schakelen maar voelt toch ook de kilometers die hij al voorop heeft gereden in zijn vermoeide benen. De groep met favorieten komt dichter, nog anderhalve kilometer te gaan.

Hoe hard hij het ook probeert, ze komen langzaam dichter en dichter. Op slechts 1000 meter van de meet wordt hij ingelopen, nog nooit was hij zo dicht bij een overwinning in een grote ronde geweest. Hoewel het lijkt op verliezen is het in werkelijkheid een overwinning. Niet alleen voor Koen, maar vooral voor het wielrennen.

Hij is de belichaming van het wielrennen. Je moet 100% leven voor de sport, ontzettend veel opofferingen doen, keihard trainen en vooral kunnen omgaan met verlies. Wat is er nu mooier dan een nuchtere jongen waar rennertjes van 11 jaar oud tegen op kunnen kijken? Geen verhalen over pufjes of handdoekjes in hotelkamers, nee puur hard werken en dankbaar zijn voor het beroep dat je mag beoefenen. Hij is de hoop dat wielrennen meer voorstelt dan de media je wilt doen geloven. Hij is het fietsende bewijs dat je met alleen hard werken ver, heel ver, kan komen. Verliezen en teleurstelling zijn woorden die niet in zijn vocabulaire voorkomen. Zoals hij zelf altijd zegt; “Morgen is er weer een kans”.

Wouter